6 mei 2014

Niet meer of minder Europa, maar een ander Europa staat op het spel

Verkiezingen voor het Europese Parlement op Donderdag 22 mei –
niet meer of minder Europa, maar een ander Europa staat op het spel

Onderstaand wil ik als oud-lid van het Europees Parlement (van 1984 tot 1999) en lid van deze afdeling uitleggen waarom deze verkiezingen eigenlijk nog belangrijker zijn dan verkiezingen voor de Tweede Kamer.

Voor het eerst in 15 jaar kans op verandering
De afgelopen 15 jaar hebben conservatieve partijen in de Europese Unie, zowel in de regeringen als in het Europese Parlement, de meerderheid gehad.
Dat het Europese Parlement steeds gelijkwaardiger aan de vertegenwoordigers van de regeringen in de Europese Unie is geworden, heeft daardoor niet geleid tot een fundamentele strijd over de politieke richting van de Unie. De politieke families van de christendemocraten, liberalen en conservatieven heersten over de Unie. Daar kan bij deze verkiezingen voor het eerst sinds 1994 verandering in komen.

Hoewel wij als PvdA er slecht voor staan in de peilingen, staat onze politieke familie van socialisten en democraten (zoals de politieke groep, of ‘fractie’, waar de PvdA in Europa toe behoort, heet) op winst, en we zouden eindelijk weer eens de grootste fractie in het Europese Parlement kunnen worden.
En dat is om 2 redenen belangrijk.

Waarom is verandering nu mogelijk?
Deze verkiezingen gaan niet alleen om de krachtsverhoudingen in het Europese Parlement, maar ook om welke politieke familie de voorzitter van de Europese Commissie mag leveren. De Europese Commissie is te beschouwen als het dagelijks bestuur van de Unie, die voorstellen voor verandering kan doen en die moet bewaken dat wat regeringen en Parlement besloten hebben, ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dat zijn echt geen stelletje bureaucraten, zoals slecht ingevoerde populisten soms beweren, maar vooral ex-ministers uit alle lidstaten van de Unie. Politici puur sang dus. Voor Nederland zit nu Neellie Smit erin.
Tot nu toe maakten de regeringsleiders onder elkaar uit wie voorzitter van de Europese Commissie moest worden, en mocht het Europese Parlement alleen ja of nee zeggen. Gezien de overeenkomstige meerderheden in regeringen en Parlement werd dat altijd ja. De laatste 20 jaar, na de socialist Jacques Delors, zijn de Commissievoorzitters steeds Christendemocraten geweest.

Stem is ook voor Europese Commissie-voorzitter
Nu hebben de politieke families in Europa echter afgesproken dat de kiezers beslissen: de politieke familie die het grootste wordt levert de voorzitter van de Europese verkiezing.
Als de peilingen bewaarheid worden, dan zal dat dus de socialistische kandidaat, de huidige Duitse voorzitter van het Europese Parlement Martin Schultz worden. Wij socialisten zijn niet tevreden met de richting waarin de Europese Unie zich de laatste jaren ontwikkeld heeft, met onder druk van Duitse christendemocraten, en met enthousiaste hulp van de vorige coalitieregering Rutte-I, absolute voorrang voor het terugdringen van begrotingstekorten en schulden, en het liefst in de grondwetten op laten nemen van het verplicht in evenwicht brengen van de begroting.
Dit had nooit zo extreem mogen gebeuren. Werkgelegenheid, en een verzorgingsstaat die niet-zelfredzame burgers ook een aanvaardbare levensstandaard gunt, zijn geen restposten, maar kernwaarden van onze maatschappij. Vandaar dat wij als één van onze prioriteiten het terugdringen van de werkeloosheid tot onder de 5% gelijkwaardig aan de begrotingscriteria willen maken.
Daar zullen we de hulp van de Europese Commissie bij nodig hebben, en onze kandidaat is bereid en in staat om daar met de regeringen een flink robbertje om te vechten.
Kandidaat voor de Christendemocraten is de Luxemburgse oud-premier Juncker, die echter zijn beste tijd gehad heeft (….), en voor de liberalen (in Europa zijn dat de VVD en ….D66!) is dat de Belgische oud-premier Verhofstadt, die echter geen kans maakt.

Het gaat dus in wezen om nog 5 jaar een Christendemocratische voorzitter van de Europese Commissie, die zijn oor goed te luisteren zal leggen bij Duitse Bondskanselier Angela Merkel, dus meer van hetzelfde, of een socialistische mannetjesputter die er alles aan zal doen om Europa socialer te maken.

Europees Parlement kan het verschil maken
De tweede reden dat de komende Europese verkiezingen belangrijk zijn, is dat het Europese Parlement nu werkelijke macht heeft, meer dan onze Tweede Kamer. Bijna alle Europese besluiten worden samen genomen door de vertegenwoordigers van de 28 Europese regeringen en het Europese Parlement.
En het Parlement heeft recent laten zien dat het zelfs met een conservatieve meerderheid tegenover in meerderheid conservatieve regeringen, fundamentele wijzigingen in wetgeving kan afdwingen. Waar collega-regeringsleiders, de Europese Centrale Bank en de Europese Commissie niet instaat waren de Duitse Bondskanselier te overtuigen dat Duitse voorwaarden de bankenunie (die nieuwe bankenrampen moet voorkomen) ongeloofwaardig maakten, slaagde alleen het Europese Parlement erin deze grotendeels van tafel te krijgen. Dat was voor het eerst dat de Duitsers, die onder de regeringen steeds meer de baas spelen, hun zin niet kregen. En er is dringend behoefte aan meer van dit soort tegenspel.

Een meerderheid voor sociaaldemocratische partijen in de regeringen in de Europese Unie zit er helaas nog niet in.
Maar een overheersende rol in het Europese Parlement ligt nu voor het eerst in 15 jaar weer in het verschiet, al zal het er wel om spannen. Elke stem telt dus.

Verkiezingen gaan over wat voor Europa
Deze verkiezingen gaan dus voor het eerst in tijden weer over de keuze voor een ander Europa. En een stem voor de PvdA is een van de weinige mogelijkheden om dat uit te drukken.
Deze verkiezingen gaan namelijk echt niet over meer of minder Europa. Zij gaan over op dezelfde voet voortgaan, met afbraak van werkgelegenheid en sociale voorzieningen, of juist uit de crisis klimmen door werkgelegenheid en menswaardige sociale voorzieningen hoogste prioriteit te geven.

Kijk bijvoorbeeld naar D66. Zij zeggen meer Europa te willen. Maar als lid van de liberale fractie in het Europese Parlement maken zij deel uit van de conservatieve coalitie die verantwoordelijk is voor het Europese beleid van de afgelopen 15 jaar. Een stem voor D66 is dus, net als een stem voor VVD en CDA, een stem voor meer van hetzelfde, conservatieve, beleid.
De SP dan, of de PVV, die zeggen minder Europa te willen.
Hoe gaan we met minder Europa zelf de multinationals tegenwicht bieden, die goed zijn voor 60% van de wereldhandel? Denken we een sterkere onderhandelingspositie te hebben met een afzetmarkt van 16 miljoen mensen dan met één van 512 miljoen? Of gaan we de multinationals lokken met nog meer financiële voordeeltjes, zodat ze nog minder belasting betalen dan ze nu al doen (en de kleine ondernemingen, werknemers en consumenten meer moeten gaan betalen)? Verlagen we onze milieueisen, omdat ondernemingen dreigen anders elders heen te gaan?
De voorbeelden zijn eindeloos uit te breiden. Ze komen er allemaal op neer, dat in een wereld die heel erg geglobaliseerd is, waar grenzen er voor multinationale ondernemingen en rijke individuen steeds minder toe doen, en waar onze regering tegenover deze groepen steeds zwakker is komen te staan, alleen samenwerken ons nog kan redden.
Verkiezingen gaan over macht. Over een sterke overheid, die tegenspel kan bieden aan de krachten van de internationale markt, waar wij voor staan, of een zwakke, terugtredende overheid, die de markt alle vrijheid geeft, en waar de sterksten altijd winnen (want dat is het fundamentele principe van de markt).

De Europese Unie is het beste antwoord dat de Europese landen kunnen hebben op de globalisering. Zonder de Europese Unie hebben landen als Nederland geen enkele kans op het wereldtoneel. Met de Europese Unie hebben we dat wel.
De PvdA vindt, dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burger genomen moeten worden, daar waar ze nog gerealiseerd kunnen worden. Dat betekent niet alleen dat de Europese Unie zich moet beperken tot zaken die de lidstaten zelfstandig niet meer kunnen realiseren, maar ook dat de Unie wel moet doen wat lidstaten afzonderlijk niet meer kunnen. Daar is een mooi, oud woord voor, subsidiariteit. Het principe daarvan ligt al vast in de Europese Verdragen, en de Tweede Kamer toetst voordurend, samen met de andere nationale parlementen, of de Europese Unie (dat zijn ook onze eigen ministers!) zich daar wel voldoende aan houdt.
De Unie moet zich dus, kort samengevat, bezighouden met taken die de lidstaten afzonderlijk niet meer aankunnen. Zij is dus de, nog onvolmaakte, tegenmacht voor grote economische spelers als multinationale ondernemingen, en voor andere grote landen als de Verenigde Staten, China en Rusland.

Andere partijen moeten ook kleur bekennen
De vraag die steeds aan de partijen gesteld moet worden die voor minder Europa pleiten is dan ook:
wat voor Europa, wat voor Nederland in Europa, wensen jullie dan wel? En hoe zou je dat willen bereiken?
Hoe het antwoord ook luidt (en ik vermoed dat u geen serieus antwoord zal krijgen), de oplossing is niet om met een aantal leden naar het Europese Parlement te gaan, en daar vervolgens niet inhoudelijk aan de debatten deel te nemen en overal tegen stemmen. Dat is puur kiezersbedrog.
De SP kan dat niet verweten worden, maar zij stemmen, als onderdeel van een kleine fractie in het Europese Parlement, voor het overgrote deel met de socialisten mee. Dan kan je toch echt beter meteen op de socialisten, dus op de PvdA, stemmen. Dan is de kans ook groter dat de Europese Commissie een socialistische voorzitter krijgt.
In hun hart weet de SP wel: het gaat niet om meer of minder Europa, het gaat om wat voor Europa. Laten ze dat dan aan hun kiezers vertellen.

Alman Metten
Driehuis, 23 april 2014